Het dilemma van 2 Thessalonicensen 2
In verband met de opname van de Gemeente, dwz de chronologische volgorde, voor of na de grote verdrukking, wordt dit hoofdstuk nog wel eens aangehaald, als zijnde bewijs van, dat de opname na de grote verdrukking plaats moet vinden.
Ik zal dit aan de hand van de teksten proberen uit te leggen dat dit niet het geval is, maar dat er niet goed gelezen wordt wat er staat.
Eerst maar het bijbelgedeelte waar het overgaat.
2 Thessalonicensen 2:
1 En wij bidden u, broeders, door de toekomst van onzen Heere Jezus Christus, en onze toevergadering tot Hem,
2 Dat gij niet haastelijk bewogen wordt van verstand, of verschrikt, noch door geest, noch door woord, noch door zendbrief, als van ons geschreven, alsof de dag van Christus aanstaande ware.
3 Dat u niemand verleide op enigerlei wijze; want die komt niet, tenzij dat eerst de afval gekomen zij, en dat geopenbaard zij de mens der zonde, de zoon des verderfs;
4 Die zich tegenstelt, en verheft boven al wat God genaamd, of als God geëerd wordt, alzo dat hij in den tempel Gods als een God zal zitten, zichzelven vertonende, dat hij God is.
5 Gedenkt gij niet, dat ik, nog bij u zijnde, u deze dingen gezegd heb?
6 En nu, wat hem wederhoudt, weet gij, opdat hij geopenbaard worde te zijner eigen tijd.
7 Want de verborgenheid der ongerechtigheid wordt alrede gewrocht; alleenlijk, Die hem nu wederhoudt, Die zal hem wederhouden, totdat hij uit het midden zal weggedaan worden.
8 En alsdan zal de ongerechtige geopenbaard worden, denwelken de Heere verdoen zal door den Geest Zijns monds, en te niet maken door de verschijning Zijner toekomst.
9 Hem, zeg ik, wiens toekomst is naar de werking des satans, in alle kracht, en tekenen, en wonderen der leugen;
10 En in alle verleiding der onrechtvaardigheid in degenen, die verloren gaan; daarvoor dat zij de liefde der waarheid niet aangenomen hebben, om zalig te worden.
11 En daarom zal God hun zenden een kracht der dwaling, dat zij de leugen zouden geloven;
12 Opdat zij allen veroordeeld worden, die de waarheid niet geloofd hebben, maar een welbehagen hebben gehad in de ongerechtigheid.
13 Maar wij zijn schuldig altijd God te danken over u, broeders, die van den Heere bemind zijt, dat u God van den beginne verkoren heeft tot zaligheid, in heiligmaking des Geestes, en geloof der waarheid;
14 Waartoe Hij u geroepen heeft door ons Evangelie, tot verkrijging der heerlijkheid van onzen Heere Jezus Christus.
15 Zo dan, broeders, staat vast en houdt de inzettingen, die u geleerd zijn, hetzij door ons woord, hetzij door onzen zendbrief.
16 En onze Heere Jezus Christus Zelf, en onze God en Vader, Die ons heeft liefgehad, en gegeven heeft een eeuwige vertroosting en goede hoop in genade,
17 Vertrooste uw harten, en versterke u in alle goed woord en werk.
Wat was namelijk het geval? De de leden van deze gemeente waren in verwarring gebracht, doordat ze het idee gekregen hadden, dat de opname al gebeurt was, en ze deze dus gemist hadden en dat ze nu in de grote verdrukking terecht zouden komen.
Daarom schrijft Paulus deze brief, om uit te leggen dat dat niet het geval was. Dit kan je dus in dit hoofdstuk lezen.
Nu bestaat er in deze tijd verwarring over dit gedeelte, nl in vers 1 staat het volgende:
1 En wij bidden u, broeders, door de toekomst van onzen Heere Jezus Christus, en onze toevergadering tot Hem,
En in vers 3 staat:
3 Dat u niemand verleide op enigerlei wijze; want die komt niet, tenzij dat eerst de afval gekomen zij, en dat geopenbaard zij de mens der zonde, de zoon des verderfs;
In vers 1, staat dus dat het gaat om de toekomst van Jezus, dat zijn de oordelen die in de grote verdrukking over de aarde zullen gaan. En over de toevergadering, dus de opname.
Nu wordt vers 1 geplakt aan vers 3, zonder eigenlijk op vers 2 te letten. Als je dit zo leest, krijg je de indruk, dat de grote verdrukking en de opname niet eerder komt, dan wanneer de afval en de openbaring van de antichrist gebeurt is. Als vers 2 er niet zou staan, zou dit ook kloppen. Maar wat staat er in vers 2?
2 Dat gij niet haastelijk bewogen wordt van verstand, of verschrikt, noch door geest, noch door woord, noch door zendbrief, als van ons geschreven, alsof de dag van Christus aanstaande ware.
In vers 2 gaat het over de dag van Christus, dus de oordelen over de wereld in de grote verdrukking. Vers 1, kun je eigenlijk beschouwen als een soort van titel of inhoudsopgave van wat er volgt en van het probleem wat er ontstaan is in de gemeente.
Paulus legt hier uit, dat de opname nog niet geweest is, maar belangrijker, dat de grote verdrukking nu nog niet aan de orde is. De dag van Chrisus, waar het verder in dit hoofdstuk over gaat, komt niet eerder dan wanneer de afval en de openbaring van de Antichrist is gebeurt. Dus dit slaat niet op de opname van de gemeente, maar op de grote verdrukking!!
De Antichrist, kan zich niet eerder openbaren, dan wanneer de Weerhouder weg is. Nu is de vraag wie of wat is de Weerhouder. In algemene zin wordt aangenomen dat de Heilige Geest de Weerhouder is. En aangezien de Heilige Geest in elke ware gelovige woont, betekent dit dat de gemeente eerst weggenomen moet worden, voor de openbaring van de Antichrist.
Ik hoop dat dit gedeelte zo een beetje duidelijker geworden is.
Reacties mogelijk gemaakt door CComment